7.7.11

Wanneer leert BJZ/ CJG?:


Beste lezer, Nederlandse adoptieouders,
Het verslag van het school-onderzoek over de (na)zorg-hulp bij adoptie is er:
Wat al eerder werd gezegd, blijkt voor de Nederlandse situatie ook te gelden:
'De reguliere Jeugdzorg is onbekwaam om de juiste kennis (diagnostiek) te verbinden bij een hulpvraag.' 
De Onderzoeksraad voor de Veiligheid (Van Vollenhoven) kwam tot deze conclusie rond gezinnen met een ernstige allergie voor pedagogische boeken of dito aanwijzingen, ook wel multi-problem-gezinnen genoemd (dodelijke Savanna-cases als voorbeeld, waar de gezinsvoogd geen hulp van een diagnost inriep).
De Commissie Samson kwam tot deze conclusie rond misbruik binnen en door de Jeugdzorg van kinderen (w.o. seksueel misbruik).
Ook het Donaldson Adoption Institute (Keeping the Promise) bevestigde dit en daarmee de bevindingen van prof. R. Hoksbergen, dat de reguliere jeugdzorg te onbekwaam blijkt voor het juist herkennen van adoptieproblematiek, waardoor Hoksbergen adviseerde om tot een gespecialiseerde ingang voor bepaalde doelgroepen te komen, wat de SSF bevestigde met het advies naar de regering om voor de pleeg- en adoptie-doelgroep (en voor andere moeilijk te herkennen gedragsstoornissen) een proeftuin (IBAP) op te zetten, dat gefinancierd kan worden door het geld mee te laten verhuizen uit het budget voor BJZ (bureaus jeugdzorg) met het kind mee naar deze deskundiger toegangspoort tot jeugdzorg cq. adoptiezorg en hechtingsonderzoek.
Iets waar BJZ (en CJG) lering uit zou moeten trekken: specialisaties van node! -- Maar AMK/BJZ/CJG mijdt diagnostiek en misleidt rechters, ten behoeve van werkgelegenheid en bezettingsgraden, over het hoofd van kinderen heen.
Dit onderzoekje bevestigt met de ervaringen of verwachtingen van (aspirant-)adoptiefouders (conform wat ouderondersteuners en advocaten zien; http://www.peterprinsen.nl/HERZIENINGOTS.OPENBRIEFEERSTEKAMER.htm ) dat hier in Nederland het treurig gesteld is met AdoptieZORG; gelijk aan de speculatieve en manipulerende 'gewone' jeugdzorg. Men kan beter via de huisarts naar een orthopedagoog of jeugdpsychiater, met de nodige assertiviteit!
Verkeerde jeugdzorg verstrekken door de Jeugdzorg is als een kindermishandeling.
Daar zou een tuchtrecht tegen kunnen gaan beschermen als kwaliteitscontrolemechanisme.Wel dan met beëdiging en normen op BIG-niveau voor tuchtrecht.
Jeugdzorgers zouden meer en eerlijker  moeten inzetten op hulp aan huis.
En niet de ouders telkens in een onheus en diskwalificerend daglicht zetten om maar hun zin door te drijven en de rechter te misleiden, om een OTS of UHP voor elkaar te krijgen, en daarmee werkgelegenheid over het hoofd van de psychische ontwikkeling van het kind heen. .
Veel gedragsproblemen bij kinderen worden bij BJZ niet herkend, zodat er niet juist ingezet kan worden op een behandelplan naar aanleiding van specialistische diagnostiek.
Onheus betichten naar ouders -emotioneel- is schadend voor de kind-ouderband. = Uithuisplaatsen is schadelijk voor een kind, en kan leiden tot onthechting, oudervervreemding (LJN BA7155), loyaliteitsconflicten, minderwaardigheidscomplexen, enz..

Eigenlijk zou de overgang tussen vrijwillige hulpvraag en gedwongen maatregelen (OTS/ UHP/ ontzegging uit ouderlijke macht) enkel overgelaten mogen worden aan een Raad v.d. kinderbescherming (niet BJZ!) die genormeerd en beëdigd dient te werken om tuchtrechtelijk te kunnen wegen. 
Veel artikelen op http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/.
Zie ook: Adoptielink1 of  http://www.adoptiezorg.web-log.nl/ of zoek adoptie(klachtrecht) bij www.20six.nl (soms werkend)

12.4.11

Zie de onderwerpen onder:

Hieronder vind u:
- Krantenartikel uit het Ref.Dagblad over adoptie-zorg;
- Een case hoe goed het kan gaan met de adoptiezorg;
- Adoptie-enquête om in te vullen en op te sturen;
- Deel uit de Onderzoeksscriptie van Corona Timmer;
- Adoptie-Klachtrecht in detail.

Kranten-artikel over adoptie-zorg

Adoptiekinderen en -ouders komen bij de reguliere hulpverleners {"jeugdzorg"} veel onkunde tegen. Tjebbe Strubbe pleit daarom voor meer bevoegdheden voor adoptieouders en voor meer steun voor een kenniscentrum.

Minister Donner van Justitie heeft [reeds jaren] geleden (2005) de Tweede Kamer in een brief laten weten dat hij nog dat jaar een wetsvoorstel zou indienen met betrekking tot interlandelijke adoptie. In zijn brief gaat hij helaas alleen in op punten die het belang van bepaalde ouders dienen, niet die van het kind.

Er wordt nauwelijks gesproken over adoptie-nazorg en over de wijze waarop adoptiegezinnen, ook tijdens de verdere ontwikkeling van het (adoptie)kind, ondersteund gaan worden met deskundige 'jeugdzorg'. Gebrek aan kwaliteit heeft veel impact op de ontwikkeling van adoptiekinderen. {Onderzoek voor betere (na)zorg is afgeketst omdat zorg aan geadopteerden gaat vallen onder Ministerie van VWS, en dus alles in de te brede ingang van on-gespecialiseerd Bureau Jeugdzorg verzandt. Later bleek uit onderzoek dat de reguliere jeugdzorg niet is toegesneden om gespecialiseerde kennis in te huren, en zo diagnostiek ontbreekt waar het nodig bleek. Dit bevestigde het advies van prof. Hoksbergen, 2000, om tot een gespecialiseerde 'deur' te komen voor de doelgroep pleeg- en adoptie-gezinnen: een op te richten IBAP. De kosten verhuizen met het kind mee uit BJZ naar deze deur. Door diagnostiek is er minder bureaucratie. Snellere diagnose leidt tot effectievere en kortere hulp. - 2007/2010, TjS}

Ook Nederland moet zich houden aan het Haags Adoptieverdrag en de kinderrechten; goede zorg bij na- en adoptiejeugdzorg is een onderdeel van die verdragen.

Toch ervaren veel adoptieouders de adoptie- (na- en) jeugdzorg als een doolhof. Zij klagen erover dat hun informatie over het adoptiekind niet serieus genomen wordt. Er zijn zelfs hulpverleners die de adoptieouders de schuld geven van een ’geconstateerde’ gedragsstoornis bij het kind. Puberale geadopteerden kunnen zonder proces of strafbaar feit gepleegd te hebben in een gesloten inrichting bij delinquente jongeren terechtkomen, zonder dat de ouders nog wat te zeggen hebben. En zonder behandeling. Of ernstig hechtingsgestoorde kinderen van wie de ouders aangeven dat zij niet langer meer thuis te handhaven zijn, krijgen een wachtlijst voorgeschoteld van vijftien maanden, zonder orthopedagogische hulp thuis om die te overbruggen.

Syndroom -
Wat is het geval? Reguliere jeugdhulpverleners hebben de expertise niet om een complexe hechtingsstoornis te onderkennen, dus zoeken ze de oorzaak buiten het kind. Immers, de meeste, gewone, problemen worden door ”het voorbeeld” van de ouders of de omgeving veroorzaakt!? Een hechtingsstoornis of Geen-Bodem-Syndroom (GBS) werd duidelijk beschreven door Geertje van Egmond. Een oudervereniging beschrijft het ongeveer zo: Bij zo’n kind ontbreekt het basisvertrouwen in de personen rondom hem. Dit vermogen tot het onderhouden van een duurzame en wederkerige relatie, ontbreekt bij GBS. Dit is voor een gewone hulpverlener moeilijk te onderkennen. [Daarom kan u wel eens verweer moeten voeren tegen een indicatiebesluit van Bureau jeugdzorg; hiervoor heeft u de volgende handleidingen nodig: zie de link's elders!!!]

Uit onderzoek van de therapeutische gezinsverpleging begin jaren negentig bleek dat bij 47 procent van de onderzochte adoptiekinderen iets werd gevonden, waar veelal correctief nog wat aan gedaan kon worden. Hoge cijfers dus.

Ook bleek dat adoptieouders schromen om naar de huidige jeugdzorg te gaan; immers, adoptiegezinnen worden regelmatig met grote ogen bekeken of ze het wel goed doen. De miskenning van dit probleem in de jeugdzorg is groot.

Nog een voorbeeld: Een jong adoptie-zoontje wordt al binnen een jaar na zijn aankomst in Nederland door de Raad voor de Kinderbescherming uit huis geplaatst, dat is zonder instemmingrecht voor de ouders; immers de 'gezinsvoogd' doet alsof zij de voogd is en alles mag bekonkelen. Gelukkig verhuist het gezin naar een ander ressort van de Raad voor de Kinderbescherming en BJZ. Daar onderkent een oudgediende het probleem en mag het zoontje gelukkig weer naar huis, met passende hulpverlening.

Genegeerd -
De wens van adoptieouder-verenigingen om voor geadopteerden 1 vindbaar specialistisch kenniscentrum op te richten, vloeide voort uit creatief wetenschappelijk denken. In zo’n centrum kunnen ouders zeker zijn van adoptie-deskundigheid, zonder wachtlijsten, zonder angst om als ouder gebagatelliseerd te worden. Het is bedroevend als belezen ouders genegeerd worden wanneer zij feiten aandragen die tot een goede diagnose kunnen leiden.

In de jeugdzorg is niet voor niets het begrip case-manager geproduceerd om zicht te houden op het verloop van aanmelding, indicatie en therapie. Nazorg dient dan ook binnen de deskundigheid van het voorgestelde kenniscentrum geplaatst te worden.

Zo’n adoptiekenniscentrum -ook geschikt voor pleegkinderen- kan geadopteerden volgen in de therapie. Deze gespecialiseerde hulp voor geadopteerden is geschikt voor zowel jonge kinderen als adolescenten. Het is meer dan een consultatiebureau.

Een adoptiewijkzuster is een goed idee. De voorstellen van adoptieprofessor Hoksbergen zijn dan ook toe te juichen. Van zijn hand stond op 7 april een artikel in deze krant waarin hij ook aan de financiering dacht. Het kenniscentrum zou ook open kunnen staan voor alle hechtingsgestoorde kinderen.

Ondeskundig -
Er verschijnen steeds meer berichten over de ondeskundigheid bij het Bureau Jeugdzorg. Onder anderen prof. dr. R. J. van der Gaag erkende in 2003 al dat er meer specifieke kennis, bij meer gekwalificeerden, dient te komen. {Fusies (op de grote hoop door de mangel) bleken niet altijd beter dan specialistische ingangen. -2007}

Het is voor zowel het gezin als de maatschappij prettiger en beter om vroeg deskundige ondersteuning te verkrijgen, dan dat de politiek het laat aankomen op incidentenpolitiek. Dit laatste leidt tot jeugdinrichtingen die duur uitpakken en vaak te weinig specifieke adoptiebehandel-mogelijkheden bieden. Het rapport van het VN-Comitee voor de Rechten van het Kind over de naleving van het kinderrechten-verdrag door Nederland uit 2004 onderschrijft de ongerustheid van de uitstel- en incidenten-dichtende politiek. Een structurele, preventief werkende oplossing is geboden.
__
De auteur is adoptievader en coördinator van de afdeling adoptiezaken van de Stichting Samenwerkingsverband Familierecht (SSF), een vrijwilligersorganisatie die zich ervoor inzet om de positie van het kind en ouders binnen het familierecht te verbeteren. - Gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad juni 2005 - {Maar nu nog steeds recent, gezien het boek De Jungle van de Jeugdzorg; 2010,
ISBN: 978 90 8850 091 6, subtitel: Een overlevingspakket voor ouders}

Een case, een verhaal:

Kundigheid adoptiebureau rond          India-drama                                           

Er is een onderzoek geweest naar de verwikkelingen rond het adoptiekanaal uit India van adoptiebemiddelaar Stichting Meiling, adopterend vanuit het Indiase kindertehuis Malaysian Social Services (MSS). Inmiddels is dit kanaal gesloten.            

De adoptieouders T. adopteerden een sibling in de beginjaren van het India-kanaal van Meiling; het was een escort-kanaal: de kinderen werden gebracht door Meiling naar Schiphol. De kinderen zouden volgens Meiling ‘goed’ zijn “omdat ze een moeder hebben gekend”, zodat ze konden hechten…               
Omdat deze adoptiekinderen, zo werd T. op Schiphol pàs verteld, een mishandelende en verwaarlozende stíefmoeder hebben gekend, is er nogal wat –met ondeskundigheid gepaard gaande– gebeurd. De ‘matching’ was onjuist, zoals wetenschappelijk werd vastgesteld.                    
Meiling heeft bij T. duidelijk niet volgens haar ISO-certificering gehandeld, waarbij T. het ook over de tijd ná de adoptieprocedure zal hebben waarin de vergunninghouder een wettelijke taak tot nazorg heeft.            

T. kreeg het idee dat Meiling in de experimentele fase van het India-kanaal, 1994–1998, de betrouwbaarheid liet aankomen op/door wat voor adoptiekinderen er naar Nederland kwamen.          
Vooraf dacht T. dat de betrouwbaarheid ter plekke was onderzocht door Meiling zelf en het ‘experimentele’ van dit nieuwe kanaal was: hoe de procedures werkten [Meiling-Mailing sept.’95, p.9].           
Vooraf had T. ook gevraagd naar de achtergrond van de kinderen (T. noemde speciale reden), daar T., zoals in hun raadsrapport ter verkrijging van een beginseltoestemming had gestaan, geen medische toestanden dachten aan te kunnen met het oog op een eigen dochter.           

T. krijgt ook nu -anno 2011- het idee dat de huidige aspirant-ouders bij Meiling e.a. liefst met een roze wolk afwachten tot hun kind komt. Meiling hield en houdt deze meer irreële attitude in stand. Destijds wilde Meiling bijvoorbeeld niet een reactie op een te rooskleurig artikel van dhr. Poulus in Meiling-Mailing publiceren. De reactie is geplaatst in BZA-Nieuwsbrief van Maart 1997: '‘Poulus was voorstander van adopteren van oudere kinderen, zonder nuancering: volgens die reactie werden de risico’s gebagatelliseerd; wachtende ouders zijn kwetsbaar door lange wachttijden en ongeduld en kunnen makkelijk over de streep worden getrokken een ouder kind te accepteren, en Meiling dient een zorgvuldiger, reëel beeld te scheppen.’'          

Adoptiezorg in Nederland:-
Toen T. zelf onderkende dat er veel mis was bij de kinderen, heeft de familie tijdig hulp gevraagd. De nazorg van Meiling was bagatelliserend, ondeskundig.       
T. werd doorgestuurd naar Nerva, die T. doorstuurde naar de WAN (nu bij de SAV), welke T. op het spoor zette van de TGV (Therapeutische GezinsVerpleging).           Gespecialiseerd onderzoek werd geïndiceerd. Toen kwam wegens tè lànge wachtlijsten in de jeugdzorg de Raad voor de Kinderbescherming om de hoek kijken. Dubieus voor de hechting epateerde de Raad T. door de adoptiekinderen opeens uit huis te plaatsen, zonder voorbereiding of begeleiding van de kinderen, terwijl deze kinderen, pas in Nederland, dit wel nodig hadden.                
En wat stond er in Raad’s verzoek aan de rechter?: ‘Dhr. Rijnbeek van bureau Meiling gaf aan dat de situatie heel ernstig was en dat er dringend ingegrepen moest worden; ambivalentie van de ouders herkende hij.’ Dit achtte T. erg negatief werkend en suggestief, de ouders in discrediet brengend, zodat de Raadsmedewerker de adoptieouders bij hun hulpvraag niet serieus nam en hen bij de verdere jeugdzorg als criminelen neerzette, naar derden vals beschuldigde.           

En in een later stuk schreef Meiling dat de kinderen snel naar een goed gezin moesten en dat ze goed konden hechten. Na door de Raad gesaboteerd en uitgesteld onderzoek, uiteindelijk, werd vastgesteld dat deze kinderen zo’n hechtingsstoornis en PTSS hadden dat men deze kinderen niet-gezinsplaatsbaar achtte. Meiling had de Raad deskundiger en minder beschuldigend moeten voorlichten; een hechtingsstoornis is níet door een Raad’s maatschappelijk werker te herkennen, een diagnose waaruit de noodzaak van specialer onderzoek zou voortvloeien. De Raad had met een meer doelgerichte informatie van het deskundig te achten adoptiebemiddelingsbureau de ouders goed kunnen begeleiden (niet beschuldigen) en meteen toegesneden onderzoek kunnen starten vanwege de nog onzekere hechtingmogelijkheden.              
Het woord van Meiling: ‘snel naar een goed gezin’ kwam telkens terug in de hoger beroepszaken van de Raad. Gelukkig hebben de kinderrechters herkend dat de Raad partij koos of 't was, en het meermaals geïndiceerd onderzoek echt moest geschieden. De Raad is ook uiteindelijk veroordeeld.                                                 

Uiteindelijk is het nog redelijk goed gekomen met de kinderen, maar het kon beter.  

Aspirant-adoptieouders die na T. een sibling uit India adopteerden, hadden Meiling gevraagd hoe het met deze adoptie van T. was vergaan, kijkend hoe het India-kanaal beviel. Ze kregen geen antwoord van Meiling.                               

Heeft klagen zin?-
T. heeft naast de Raad en Bureau Jeugdzorg ook bij Meiling geklaagd. Die klachten zijn zeer vreemd ‘behandeld’. Om kort te gaan: het werd een meervoudig doofpotwerk. Meiling lijkt meermaals een negatief gebeuren niet boven tafel te willen behandelen, weg te liegen.                                                    
(Tussen haakjes wat uitgebreider:                               
de eerste klachten werden door de interne klachtencommissie van Meiling niet behandeld; de familie T. werd niet gehoord wat wel tot een klachtenprocedure hoort (Awb); er kwam na aanhouden van T. uiteindelijk een gesprek met één der commissieleden dat geen gevolg bleek te hebben ondanks toezeggingen; er werd (in tegenstelling zoals het hoort) van tevoren geen klachtenregeling verstrekt; er kwam geen uitspraak met al of niet ‘ontvankelijk’ of ‘gegrond’.                        
De klacht aan de nieuwe externe klachten(advies)commissie werd maar deels behandeld omdat door het niet behandelen door de interne klachtencommissie de 1 jaars-termijn deels verstreken was. Zo’n kort indientermijn bij adoptie is vreemd.
Als een adoptiebemiddelingsbureau niet meewerkt om de Raad op zijn verkeerde pad te stuiten in het belang van het [adoptie]kind, en meer lijkt de adoptieouders te beschuldigen, dan acht men dat klachtwaardig en is die termijn zo om. Een plastic excuusje na een gegrond-bevinden – zonder gevolgen voor een betere behandeling van de kinderen onder de Raad of jeugdzorg – is te weinig bevredigend, en het realiteitsgehalte van een klacht-gevolg is dan ook miniem.)                         

T. heeft meer dan een jaar bij Meiling om inzage in de dossiers gevraagd, wat T. uiteindelijk heeft gekregen.                            
In deze inzage-bundel zaten voor hem nieuwe, klachtwaardige stukken. Ook daarover heeft hij binnen 3 weken geklaagd. Meiling verklaarde dat deze klacht niet-ontvankelijk was omdat T. o.a. al eens had geklaagd over andere gedragingen. Dit is volgens klacht-wetgeving een smoes van Meiling:                       
Veel tegenwerpingen van Meiling om ‘niet-ontvankelijk’ te verklaren en niet door te sturen naar de externe klachtencommissie waren, de wetgeving bestuderend, illegaal. Zo motiveerde T. ook verdere klachten mèt noemen en citeren van wetgeving in de hoop dat Meiling daarover ten minste met concrete tegen-beargumenteren zou komen (Awb hs 9). Meiling gaf geen tegen-argumenten op die motivatie die op wetgeving was gebaseerd en was genoemd en geciteerd.                    
T. heeft zelfs de rechter voorgelegd om zijn klachten alsnog te laten behandelen door Meiling en de klachtencommissie, maar hij kon geen uitspraak doen, ondanks dat T. het verzoek met een precedent vonnis had voorgekauwd.             
T. heeft het Ministerie van Justitie regelmatig geschreven, en het Openbaar Ministerie. Geen of een afschuivend antwoord werd verkregen. In de lange tijd dat het toezicht werd overgeheveld van Justitie naar de Inspectie Jeugdhulpverlening is er een tijd een toezichtsvacuüm geweest waar wel verwezen werd door Justitie naar de inspectie, doch die kon nog niets doen omdat de personele bezetting nog bij Justitie zat.  
Ook schreef T. de inspectie regelmatig, maar die gaat "niet in op individuele signalen" en zegt een te beperkt budget van Justitie te hebben gekregen.              
Van het secretariaat van de externe klachtencommissie kreeg T. een brief terug dat hij via Meiling zijn klachten moest indienen, wat T. al lang gedaan had.          
Het komt hem voor dat Meiling qua klachten mogelijk aan uitstel-tactiek doet i.v.m. de beperkte indien-termijn van 1 jaar.                
T. klaagde ook over het niet-beantwoorden, niet-doorsturen of niet-ontvangst-bevestigen van zijn meerdere klachten. Deze werden ook niet behandeld.
Slechts één klacht-onderdeel, maar in de bewoording van Meiling, zonder T.'s bijlagen, werd behandeld en gegrond verklaard: de argumenten van Meiling om zijn klachten niet-ontvankelijk te verklaren waren onjuist en dus moest eigenlijk zijn verder klagen wel doorgestuurd worden naar de commissie ter behandeling, doch een vergunninghouder mag zo’n uitspraak naast zich neer leggen. T. mocht niet eens gehoord worden, waar hij wel nadrukkelijk om vroeg.                                       
Over rechtszekerheid gesproken...                                             
Geen kwaliteitscontrole-mechanisme werkte.                              

Was het nieuws niet juist? -
Het actualiteitenprogramma Netwerk bracht het nieuws dat er kinderen geroofd of onder valse voorwendselen afgestaan zijn geweest en verkocht aan het Indiase kindertehuis, vanwaar Meiling kinderen naar Nederland adopteerde.          
Meiling stelde op de informatieavond rond de India-kwestie in juni jl. dat er in andere landen niet zo’n ervaring was zoals Netwerk.tv op 22 en 23 mei 2007 naar boven haalde. In het nieuws kwamen echter gelijke berichten zowel uit Australië als Denemarken.                                
T. vermoedt dat Meiling niet ter plaatse zelf (voldoende) heeft gedubbelcheckt; hoofdzakelijk slechts op andere organisaties afgaat. India is een land met toch wel een andere cultuur dan de onze, en heeft speciale aandacht nodig rond het controleren van de betrouwbaarheid met Nederlandse maatstaven.           
En hij vermoedt, na het lezen van forums, dat er voor aspirant-adoptieouders een onevenwichtig rooskleurige wolk hangt over adoptie. De neiging lijkt te bestaan dat nare aspecten verborgen worden gehouden. Het nieuws bleek met grote waarschijnlijkheid juist.                                           


Wanneer we denken aan meer dan 60% is nu special need, wordt er wel bij uw vergunninghouder besproken dat deze special need-kinderen (SN-kinderen) aldaar met de nek kunnen zijn aangekeken, wat de kans op hechtingsstoornis kan vergroten
||                                                       
En weet de aspirant-ouder dat de Nederlandse 'jeugdzorg' hierop niet is berekend dit te herkennen?! (Zie o.a. hoofdstuk 3 in de PDF onder http://dl.dropbox.com/u/3224280/Videos%20%2B%20media%20links%20jeugdzorg.pdf).                      
Men moet voorbereid zijn op Onder-Toezicht-Stelling en Uit-Huis-Plaatsing (OTS resp. UHP) in plaats van diagnostiek (KOG-boek De Jungle v.d. Jeugdzorg)!             
                                                               
T. vertelde dat er meer punten zijn, die ethisch niet kloppen in het standpunt van Meiling.                                                                            
Breed onderzoek is nodig om van te leren.   T. hoopt dat de minister ook deze aspecten van adoptiebemiddelaar Stichting Meiling mee wil wegen.                
Aangezien de Inspectie Jeugdzorg eerdere signalen van T. niet aangreep, acht hij deze ‘onderzoeker’ als Toezichthouder partijdig.                                      

Adoptie na dit schandaal stopgezet? -
Er zullen altijd mensen zijn die willen verdienen aan alles waar ze een mogelijkheid in zien. Dat mag ons niet weerhouden om – na goede voorlichting waarop verbetering moet komen, en goed onderzoek en toezicht – te adopteren. Er zullen altijd buitenlandse adopties nodig zijn omdat er kinderen in het zendende land worden gediscrimineerd en er geen leven hebben. We moeten wel rekening houden dat adoptie in het land zelf beter is dan het tertiair-best-adoptie naar een vreemd land, NL.
                                                                                                
T. voorzag dat de vergunning van Meiling niet zou worden ingetrokken, maar dat knelpunten, die eerlijk boven tafel komen, ondanks een bepaalde interne cultuur, niet tot echte lering zouden strekken, is teleurstellend.                 

Het blijkt nu dat ook in China veel kinderen gestolen of verhandeld worden en in het adoptie-circuit komen; de handelsbelangen hebben ervoor gezorgd dat dit adoptiekanaal tot nu niet stopte.                             

Zie ook: www. adoptie-India.blogspot.com voor Netwerk-uitzendingen en dienaangaande:
Adoptie-India-kwestie , >Netwerk.tv : zoek naar o.a. 'adoptie'<

Adoptiezorg-Enquête

Eerst even een Toelichtingsbrief bij de enquête :
Deze enquête wordt geïnitieerd vanuit de afdeling Adoptiezaken van de Stichting Samenwerkingsverband Familierecht (SSF). . SSF bestaat uit vrijwilligers die opkomen voor het belang van cliënten die in aanraking komen met voornamelijk het Familierecht waaronder Jeugdzorg (OTS en/of UHP).
We beogen bij de afdeling Adoptiezaken het inventariseren en zo nodig verbeteren van beleid en wetgeving over een breed scala aan aspecten die komen kijken bij adoptie zowel voor als (lang) na komst naar Nederland.
Daarbij zijn we afhankelijk van signalen van de adoptieouders; zij zijn de ‘cliënten’ van de adoptiebe­mid­delaars (vergunninghouders), en zijn of worden mogelijk ‘cliënten’ van de jeugdhulpverlening in Nederland.
Wanneer er een probleem werd aangemeld bij de instanties, dan wordt dit vaak afgedaan met zijnde “een uniek geval”, "een incident"; de instellingen trekken maar traag lering uit een gemeld, door ouders ervaren knelpunt. Hoe frequent komt zo’n punt voor? Waar komt het regelmatig voor? Kan het beter?
Voor aanstaande adoptiegezinnen is een verbeterd beleid uiteraard aangenamer.
De enquête is/mag anoniem 

Wanneer we voldoende formulieren terug ontvangen, kunnen we ook een wetenschappelijke samenvatting (met eventuele verbeter-ideeën) ter publicatie verstrekken aan bijvoorbeeld (adoptie)ouderverenigingen zoals LAVA, DeKnoop.org e.a., voor hun nieuwsbrief.
De doelgroep voor deze enquête zijn adoptieouders.
Omdat het een probleem is de adoptiegezinnen te kunnen bereiken (adressenbestanden//privacy), vragen we u deze enquête in copie door te geven aan u bekende adoptieouders.
Vanwege in de loop der tijd veranderde wetgeving zijn enkele jaartallen van belang om in te vullen. De eerste vier vragen gelden voor adoptie-komst naar Nederland ná ~1988.
Het belang dat we nastreven is het belang van het (adoptie)kind, en z’n hulpverlening, de betere kwaliteit van z’n adoptiezorg.
We denken aan een structureel-betere nazorg en een kundige adoptie-jeugdhulpverlening zonder valkuilen; aan een echte zorg met deskundige diagnosten i.p.v. lager-opgeleide indiceerders in BJz.
Eventuele namen op het enquête-formulier en mogelijke bijlage worden geanonimiseerd/ onleesbaar gemaakt vanuit privacy-overweging.
Met vriendelijke groet,
     SSF-AZ>>Koene>straat67’3958XEAme>rongen 
                             (Hier zijn ook copieën aan te vragen)
|/                                                                                     Hier de Enquête:
Enquête over meningen en ervaringen van adoptieouders ten aanzien van de bemiddelingsorganisatie en eventueel ingeschakelde jeugdhulpverlening.        
Doel van de enquête is meer zicht verkrijgen op aspecten en cijfers in de voor- en nazorg, waar verbeteringen mogelijk zijn.
(soms zijn meer antwoorden mogelijk; antwoorden graag omcirkelen; graag dit copiëren en plakken in Word ofzo om af te drukken; er is enige ruimte gelaten voor aanvullende opmerkingen of ideeën; wanneer u meer wilt schrijven graag apart op bijlage; 2e adoptiekind apart graag)   :

Vraag 1 (Vraag 1b – 4 alleen bij adoptie-komst naar Nederland ná ~1988
AZ-002TS.doc 
Wist U wat de 'inspanningsverplichting' van de vergunninghouder inhield?
[ja] ; [onzeker] ; [neen] ; … … ...    1a:►♥ Komst naar Nederland in jaar: . . . . . . . . {Opm.: 1: .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  . 

Vraag 2
Heeft de vergunninghouder volgens U voldoende onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de achtergrondgegevens van het adoptiekind?
[ja]; [onbekend] ; [neen] ; { 2: .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  

Vraag 3
Heeft de vergunninghouder volgens U voldoende onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de (psycho)medische gegevens over het kind?
[ja] ; [onbekend] ; [neen] ; { 3: .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 

Vraag 4
Op welke manier zou de voorzorg, het totale voortraject, kunnen worden verbeterd?
[ik vind het wel goed zo] ; { [ik stel het volgende aan verbetering voor: 4: .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .              .        

Vraag 5a+b+c
Indien u (vrijwillig) jeugdhulpverlening heeft moeten vragen voor uw kind, hoe snel heeft u naar uw gevoel passende hulp gevonden? Qua tijd tot passende hulp: [ . . . . . maanden] ; [n.v.t.] ; {Opm.: 5: .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .  .
b: Aantal benaderde hulpverlenings-instanties: [0 of n.v.t.] ; [1] ; [2] ; [3] ; [4] ; [5] ; [of meer: . . . . . . ]
Leeftijd van kind bij eerste hulpvraag: . . . . . . . . . . ; c: Geboortejaar: . . . . . . . . . .

Vraag 6a+b
Bent u bij een Bureau Jeugdzorg (of Bureau Jeugdhulpverlening) of een gezinsvoogdij-instelling terecht gekomen?
[ja, vrijwillig] ; [ja, gedwongen] ; [neen] ; { 6b: ander: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
b: Van welke andere instantie(s) hebt U ná Bureau Jeugdzorg eventueel (ook) hulp gekregen? In/vanaf jaar: . . . . ; . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 

Vraag 7
Was Bureau Jeugdzorg naar uw ervaring voldoende deskundig op adoptiegebied (bijv. hechtingsstoornis onderkend)?
[ja, ik ben tevreden] ; [onzeker] ; [neen] ; [n.v.t.] ; { 7: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Graag nader toelichten; 7b: .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .    .    .    .    .    .    .    .    .    .     . 

Vraag 8a+b
Hebt U (ná komst in Nederland) voor uw jeugdhùlpverleningsvraag te maken gekregen met de Raad voor de Kinderbe­scherming? [ja], in jaar: . . . . . ; [neen] ; { 8: .   .   .   .   .   .   .      .   .   .   .   .   .   .    .    .    .    .    .    .    .    .     .
Gevolg: [geen] ; [ondertoezichtstelling] ± [uithuisplaatsing] ; [ontheffing] ; [ontzegging] ; [n.v.t.]

Vraag 9
Was de Raad naar uw ervaring voldoende deskundig op adoptieproblematiek-gebied, zoals onderkennen hechtingsstoornis?
[ja] [niet voldoende] [neen] [n.v.t.] { 9:  .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .     . 

Vraag 10 (indien van toepassing)
Hoe voelde u als adoptiefouder(s) zich toen bejegend door de Raad [RvdK], of Bureau Jeugdzorg [BJz]?
[goed] [matig] [slecht] , antwoord graag toelichten 10: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 

Vraag 11
Bij welke instantie kon u praten over het specifieke adoptieprobleem of mate van hechtingsstoornis, en met welke niet? 11:  . . . . . . . . . . . . . . . . .  . ;   .    .    .    .    .    .    .       .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .     .     .  

Vraag 12
Hebt U suggesties voor verbeteringen in de nazorg? 12: .   .     .     .   .   .   .   .   .   .   .  .   .   .   .   .   .   .   .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .    .   .  .   .   .   .   .   .   .   .   .   .   .  .  .  .  .   .    .    .    .    .
Kan gezonden worden naar:
SSF-Adoptiez.,Koene>straat67,
3958XEAme>rongen,
>t.strubbe{et}online.>nl , telkens zonder>.

Zie ook http://myblog.de/adoptie    en:                                    
 Websites van adoptie-gerelateerde ouderverenigingen:
Landelijke Vereniging Adoptieouders LAVA: www.lava-ouders.nl of www.adoptie.org
Landelijke Oudervereniging Gezinsproblematiek bij Adoptie LOGA: LOGA.info
Algemene landelijke Stichting De Knoop (hechtingsstoornissen): www.deknoop.org
SSF (Adoptiezaken, doch ook bij omgangsproblemen na scheiding): www.omgangs-onrecht.info
Vereniging Balans (ADHD t/m Autistisch spectrum) : Balansdigitaal.nl 
OverSchatten (geestelijke gehandicapten/ adoptie): www.overschatten.nl
! Boek voor ouders die OTS willen vòòrkomen: De Jungle van de Jeugdzorg-boek 
! Zie ook de Publicaties onder: Stichting KOG (Kind-Ouders-Grootouders)
Artikelen over BJZ:   http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.nl/ 
 !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!  Dit zijn belangrijke link's  !!!!!!!!!!!!!! !!! !!

Deel Onderzoeksscriptie C. Timmer

ONDERZOEKSSCRIPTIE                                  

De aansprakelijkheid van een adoptiebemiddelaar/ vergunninghouder/ adoptiebureau

Corona Timmer
Universiteit Utrecht
Februari 2005

Voorwoord

Dit onderzoek is geschreven in het kader van mijn afstuderen in de richting Privaatrecht aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. Het onderzoek heeft als doel meer duidelijkheid te scheppen in het aansprakelijkheidsvraagstuk van adoptiebemiddelaars omtrent het onderzoek naar de afkomst en achtergrond van adoptiekinderen.

Het uiteindelijke resultaat van mijn afstudeeropdracht was niet mogelijk geweest zonder de hulp van meerdere personen. Ten eerste wil ik de heer R. Hoksbergen bedanken. Dankzij zijn enthousiasme ben ik in contact gekomen met veel mensen met een specifieke kennis op het gebied van adoptie en heb ik veel nieuwe informatie vergaard. Daarnaast wil ik de adoptiefouders bedanken die hun ervaringen met de adoptie van hun kind met mij wilden delen. Ook de adoptieorganisaties en adoptiebemiddelaars wil ik bedanken voor hun bereidheid al mijn vragen te beantwoorden. Ten slotte zou ik graag mijn scriptiebegeleider de heer A. van der Linden willen bedanken voor zijn steun en inzet tijdens het schrijven van mijn afstudeerscriptie.

Ik hoop dat u net zo geïnteresseerd bent in het lezen van mijn afstudeerscriptie als ik was in het schrijven ervan.

Corona Timmer
Utrecht, februari 2005
>>>>
Volledige tekst aan te vragen bij t.strubbe{et}onli>ne.nl - minus >
<<<<
..........
6 Machtspositie                           

6.1 Inleiding

De adoptiebemiddelaar speelt een belangrijke rol in een adoptieprocedure. De adoptiebemiddelaar is de instantie die de lang gekoesterde wens van veel ouders, het krijgen van een kind, in vervulling kan laten gaan. Vanwege de bevoegdheid om een dergelijke wens in vervulling te laten gaan wordt wel eens beweerd dat een adoptiebemiddelaar een machtspositie heeft binnen de adoptiepraktijk.

In de voorafgaande hoofdstukken is de positie van adoptiefouders ten opzichte van de positie van een adoptiebemiddelaar verschillende keren kort aan de orde geweest. In dit hoofdstuk zal dieper ingegaan worden op de maatschappelijke posities van en de onderlinge verhoudingen tussen een adoptiebemiddelaar en de aspirant-adoptiefouders. Er wordt in kaart gebracht wat de maatschappelijke positie van de adoptiefouders is en van de adoptiebemiddelaar, of er gesproken kan worden van een machtspositie en de onderlinge verhouding tussen partijen wordt in kaart gebracht.

6.2 Maatschappelijke positie en onderlinge verhouding

In paragraaf 3.5.2 is aan de orde gekomen dat adoptiebemiddelaars in hun bemiddelingsovereenkomst clausules hebben opgenomen waarin zij hun aansprakelijkheid geheel of gedeeltelijk uitsluiten. Of een beroep op de clausule door de adoptiebemiddelaar in een aansprakelijkheidsprocedure gerechtvaardigd is hangt onder meer af van de maatschappelijke positie van en de onderlinge verhouding tussen de adoptiebemiddelaar en de (aspirant)adoptiefouders.

6.2.1 Maatschappelijke positie

Het grootste deel van de ouders die een kind adopteren behoren in de maatschappij tot de groep middelbaar/hoger opgeleide mensen. Dit blijkt uit een onderzoek naar de psychische gezondheid van adoptiefouders, waar honderdveertig adoptiefouders aan mee hebben gedaan. Van de honderdveertig adoptiefouders blijkt dat eenenvijftig procent hoger beroepsonderwijs of universitair onderwijs heeft gevolgd en negenendertig procent middelbaar beroepsonderwijs. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de gemiddelde leeftijd van aspirant-adoptiefmoeders drieëndertig jaar is en bij aspirant-adoptiefvaders vijfendertig jaar is. In de praktijk hebben adoptiebemiddelaars te maken met adoptiefouders die goed opgeleid zijn en gezien hun leeftijd kennis van de maatschappij hebben.

De maatschappelijke positie van de adoptiefouders is tevens die van een kwetsbare groep. Het grootste deel van de adoptiefouders die besluiten een kind te adopteren kan zelf geen kinderen (meer) krijgen. Voordat de ouders tot het besluit komen een kind te adopteren hebben de ouders te maken gehad met een emotioneel traject. De ouders hebben veelal moeten verwerken dat zij niet op natuurlijke wijze een kind kunnen krijgen. Vervolgens besluiten sommige ouders kunstmatige inseminatie of In-Vitro-Fertilisatie te proberen. Wanneer ook deze moderne vruchtbaarheidstechnieken mislukken, krijgen de ouders wederom een tegenslag die zij moeten verwerken. Het krijgen van een kind is voor aspirant-adoptiefouders een emotionele gebeurtenis, waarbij zij voor veel dilemma’s hebben gestaan. Adoptie is de laatste mogelijkheid om een kind te krijgen. De ouders zijn wat betreft het krijgen van een kind erg beïnvloedbaar. De adoptiefouders zullen er alles aan doen om er voor te zorgen dat de kans op een kind niet in gevaar komt.

6.2.2 Onderlinge verhouding

Adoptiefouders zijn voor hun gezinsuitbreiding geheel afhankelijk van een adoptiebemiddelaar. Aspirant-adoptiefouders hebben de keuze om de adoptie te regelen via een adoptiebemiddelaar of via een zelfdoeprocedure. Bij een zelfdoeprocedure hebben aspirant-adoptiefouders het grootste deel van de bemiddeling in eigen hand. De aspirant-adoptiefouders doen in het land van herkomst zelf onderzoek naar een kind wat in aanmerking komt voor adoptie. De adoptiebemiddelaar speelt in de zelfdoeprocedure bij de totstandkoming van de adoptie een belangrijke rol. De adoptiebemiddelaar geeft op grond van een rapport van aspirant-adoptiefouders advies aan de Centrale autoriteit of de adoptie wel of geen doorgang moet vinden (art. 7a Wobka). In dit opzicht zijn de aspirant-adoptiefouders afhankelijk van een adoptiebemiddelaar. Wanneer aspirant-adoptiefouder de adoptie regelen voor een adoptiebemiddelaar zijn de adoptiefouders gedurende de gehele bemiddelingsprocedure afhankelijk van de adoptiebemiddelaar. Aspirant-adoptiefouders kiezen ervoor om de bemiddeling te regelen via een adoptiebemiddelaar. Een keuze kan het tegenwoordig niet altijd en in de toekomst steeds minder genoemd worden. Door het terugdringen van de mogelijkheid om zelf te bemiddelen inzake de opneming van een buitenlands kind worden aspirant-adoptiefouders verplicht de adoptie te regelen via een adoptiebemiddelaar. In het Haags Adoptieverdrag is opgenomen dat zelfdoen in landen die aangesloten zijn bij het verdrag niet meer mogelijk is. Naarmate steeds meer landen zich aansluiten bij het verdrag wordt zelfdoen steeds moeilijker gemaakt.

Anderzijds is de adoptiebemiddelaar voor zijn bestaan vrijwel geheel afhankelijk van het aantal bemiddelingen, dus van de ouders die een kind willen adopteren. De afhankelijkheid van de adoptiebemiddelaar is echter van een andere aard dan de afhankelijkheid van adoptiefouders. De vraag naar adoptie is de afgelopen jaren toegenomen. Door de toename van de vraag zal het aantal inschrijvingen bij een adoptiebemiddelaar stijgen. Tevens stijgt het aantal inschrijvingen doordat zelfdoen in veel landen, waaronder de verdragslanden, niet meer mogelijk is. Als gevolg hiervan ontstaan er wachtlijsten. Wanneer de adoptiefouders zich hebben ingeschreven bestaat er geen mogelijkheid om zich tevens in te schrijven bij een andere adoptiebemiddelaar. Willen ouders veranderen van adoptiebemiddelaar dan zullen de adoptiefouders onderaan de wachtlijst bij de nieuwe adoptiebemiddelaar komen te staan. Adoptiefouders zullen, gezien de lange procedure- en wachttijd, niet snel van adoptiebemiddelaar veranderen. Deze factoren veranderen niets aan de afhankelijkheid van de adoptiebemiddelaar van de adoptiefouders, maar wel in de onderlinge positie. De adoptiebemiddelaar bevindt zich in een luxe positie. Door de grote vraag naar adoptie zal het bestaan van de adoptiebemiddelaar niet snel in gevaar komen vanwege de afhankelijkheid van de aspirant-adoptiefouders. De adoptiefouders zijn meer afhankelijk van de adoptiebemiddelaar dan de adoptiebemiddelaar van de adoptiefouders.


6.3 Machtspositie?                                                             

etc.

_ _ _ (m>ail ons)

Adoptie-klachtrecht

Adoptie-Klachtrecht, wat u moet weten:    
Klachten-recht interlandelijke adoptie:                                                                                                              
Er bestaat een zogeheten onafhankelijke klachten(advies)commissie vergunninghouders interlandelijke adoptie (=KVIA). Weet dat de soms aangeboden bemiddelingsfase niet verplicht is; en u mag daarna alsnog (verder-) klagen! Echter houdt het beperkende éénjaar-termijn in de gaten waarbinnen u mag klagen; klaag op tijd! Zorg dat u een eventueel uitstel vanwege bemiddeling op schrift, zwart op wit, hebt om te bewijzen dat u dan pro forma al (op tijd) een klacht indiende.
De klachtenprocedure gaat geheel conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hoofdstuk 9 (artikelen :1–16). De adoptiebemiddelaars dienen hun cliënten bij inschrijving bekendheid te geven van het bestaan van de klachtenregeling en zo nodig nógmaals bij het ontvangen van een klacht(signaal). Ook staat deze regeling open voor zelfdoeners.
De klacht moet aan enige eisen voldoen:
Men dient een klacht in met naam en adres, met dag- en hand-tekening en vermeldt tegen wie (of welke bemiddelaar) de klacht gericht is (Awb 9:4). Omschrijf goed gemotiveerd de klacht (laat het nalezen door een ander!), adresseer aan: KVIA (KlachtenadviesCommissie Vergunninghouders Interlandelijke Adoptie), Postbus 95, 8530 AB Lemmer, www.kvia.nl). Zet bovenin de brief "KLACHT" . Bewaar zelf een copie van uw klacht en bewaar de originele stukken zelf; en geef anderen copieën van stukken, niet 't origineel.
Het is daarnaast raadzaam een copie met daarboven vermeld "Melding" te zenden aan: de toezichthouder: dus -met woorden-  “Melding” aan: Inspectie Jeugdzorg, Postbus 483, 3500 AL Utrecht, ter informatie (als Melding, wat ook ter informatie aan een adoptieouder­vereniging mag). (Houd zelf voor het overzicht -voor later- een dagboek (eigen 'Contactjournaal') bij en schrijf alle contacten en telefoontjes op.) Behoud zelf een afschrift met alle bijlagen (in een map).
Ook is het raadzaam de klacht te splitsen in genummerde klachtonderdelen.
(De vergunninghouder dient de klacht niet intern te behandelen, maar door te sturen naar de KVIA.)
De vergunninghouder kan een klacht 'niet-ontvankelijk' verklaren en moeilijk doen wanneer de klager niet duidelijk maakt dat zijn klacht 'niet aan de mitsen van de wet' (Awb 9:8 mèt Memorie van Toelichting) voldoet:
Die 'mitsen' tot het mogelijk niet-ontvankelijk verklaren door de bemiddelaar is een klacht die betrekking heeft op een gedraging [navolgend]:
1. waarover reeds eerder een klacht is ingediend die met inachtneming van artikel 9:4 Awb en volgende is behandeld. Volgens de MvT Awb 9:8, lid 1a/b, mag opnieuw geklaagd worden indien níeuw materiaal een nieuw licht werpt op de gedraging (link naar wetten);
2. die langer dan één jaar voor de indiening van de klacht heeft plaatsgevonden. Indien een gedraging pas later merkbaar effect heeft en de klager zo spoedig mogelijk actie heeft ondernomen, kan echter een afwijking van de één-jaar-termijn in de rede liggen {Dikwijls beloont een adoptiebemiddelaar dan toch het behandelen van de klacht niet. Dit dient deze dan gemotiveerd te doen. Maak dan bezwaar.};
3. waartegen door de klager (direct) bezwaar gemaakt had kunnen worden {Direct reageren op besluiten van de bemiddelaar is belangrijk!};
4. waartegen door de klager beroep kan of kon worden ingesteld {dus na een rechtszaak of bezwaarschrift};
5. die door het instellen van een procedure aan het oordeel van een andere rechterlijke instantie dan een administratieve rechter onderworpen is, dan wel onderworpen is geweest of;
6. zolang ter zake daarvan een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is, dan wel indien de gedraging deel uitmaakt van de opsporing of vervolging van een strafbaar feit en ter zake van dat feit een opsporingsonderzoek… of vervolging gaande is {dus niet parallel met een lopende rechtszaak klagen};
7. het belang van de klager of het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is {ook een leuke}.
Dus motiveer uw belang ‘uitvoerig’!

Men behoort binnen twee weken na ontvangst door de KVIA schriftelijk een ont­vangst­be­vestiging te krijgen; controleer deze termijn en schrijf anders aangetekend nogmaals naar de KVIA! Wanneer een vergunninghouder de klacht niet-ontvankelijk verklaart, moet ze dit binnen 4 weken gemotiveerd doen. Wanneer de vergunninghouder zich niet stoort aan de MvT bij Awb 9:8 dan dit de Inspectie Jeugdzorg laten weten, kort maar duidelijk beargumenteerd. Daarmee maakt u een Melding, waarmee het beleid beïnvloed kan worden.
Klagen kost vaak veel energie en het effect is regelmatig betreurenswaardig, op een excuusje na, waarmee
verder niets verandert. Met Melden wordt ten minste een signaal gegeven, waarmee het beleid mogelijk verbetert.

Procedure Klachtenadviescommissie                                

De klachtenadviescommissie KVIA hoort eerst de klager en daarna degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, alhoewel een hoorzitting tegelijkertijd beter is. (U mag dit vragen.) De klager mag klacht- en/of andere deskundigen meenemen. Een 'vertrouwenspersoon' mag altijd mee.
Van deze gescheiden hoorzittingen wordt verslag gemaakt, waarop zeer beperkt (b.v. onjuiste feiten vermeld) nog gereageerd kan worden, maar of deze meegewogen worden, moet de klager afwachten, en wel alert reageren.
Een nadeel van deze klachtenregeling is dat de klager de verdraaiingen en verhullende suggesties van de aangeklaagde, de vergunninghouder, niet ad hoc meer kan tegenspreken. De aangeklaagde, de bemiddelaar, heeft het laatste woord. Wees dus compleet en goed motiverend, gebruik citaten bij waarop gereageerd wordt, en wees bedacht op uitvluchten!
Een reactie op het verslag is in de praktijk beperkt mogelijk – een doofpotsuggestie van de aangeklaagde kan schriftelijk niet op dezelfde plaats ontkracht worden. De lezer van de verslagen ('t commissielid) kan zo een vooroordeel opdoen, dat niet meer door een schriftelijke reactie van u als aanhangsel kan worden weggenomen. Deze werkwijze is derhalve minder effectief dan een gelijk­tij­dige, gezamenlijke hoor- en wederhoor-zitting conform het klachtrecht. De hopeloze jeugdzorg kent dit. Daar kan dus tijdens de hoorzitting direct 'ingebroken' worden op 'verdraaiing' door de aangeklaagde met een correctieve opmerking, door middel van het aandragen met evt. bewijsmateriaal of wetenschappelijke onderbouwing. Op dit punt dient het beleid bij adoptie-klachtrecht ook verbeterd te worden.
De klachtencommissie zendt een rapport van bevindingen met een advies en/of evt. aanbevelingen naar de vergunninghouder. Binnen tien tot veertien weken na indiening van de klacht mag de vergunninghouder aan de hand van deze rapportage zelf bepalen of de klacht pèr klachtonderdeel gegrond of ongegrond was en wat de reactie zal zijn.
Een ongegrond-verklaring dient draagkrachtig en kenbaar gemotiveerd te worden, maar daarvan hoeft niet veel verwacht te worden. Het kan zelfs een niet-legale reactie van de adoptiebemiddelaar betreffen.
Tot nu zijn er weinig klachten gegrond verklaard, op enkele heel lichte na. Een miniem excuus kan door de toezichthouder als voldoende beschouwd worden als 'erkenning' van de klachtwaardige gedraging.
Er is na een klachtenbehandeling géén beroepsmogelijkheid meer.
De vergunninghouder moet aangeven wanneer er nog een beroepsmogelijkheid bestaat bij de Nationale Ombudsman, wat alleen bij 'niet-ontvankelijkheid' mogelijk zal kunnen, daar een vergunninghouder in veel gedragingen, maar niet alle, gèèn overheidsorgaan is.
Dus de hoorsessies zijn –alhoewel discutabel van opzet– de enige mogelijkheid om de klacht echt duidelijk te maken en gemotiveerd toe te lichten. Een dìk klachtendossier, waar de vergunninghouder juist naar toe kan hebben gewerkt, kan verduisterend werken op de waarheidsvinding bij de klachtenadviescommissie; een dik dossier weerhoudt het commissielid het helemaal te bestuderen en de verbanden te zien, is de ervaring. Dus houd er overzicht in.  
De vergunninghouder (en de KVIA) dient jaarlijks verslag te doen over alle binnengekomen klachten aan de toezichthouder. Echter hoe duidelijk de vergunninghouder dit moet doen, is niet aan eisen gebonden. {Aan beleidsmakers: Wenselijk is per ingediende klacht(onderdeel) een heldere, inhoudelijke, beknopte omschrijving, en welke bemiddelaar het betreft vermelden}. Hierdoor worden nu nog de klachten te zeer summier en soms in de uitleg-vorm-van-de-vergunninghouder (versluierend) aangeleverd.
De KVIA ziet meestal niet of een adoptiebemiddelaar een reactie geeft aan de klager; dit blijft ook hier buiten beeld van de beleidsmakers. De klacht of de reactie op een gegrond-verklaring kort melden bij de Inspectie en ons kan van invloed zijn op het toekomstige beleid.
Het verdient aanbeveling om het jaarverslag bij de vergunninghouder en de KVIA aan te vragen en na te gaan of de klacht juist is weergegeven, en anders de Inspectie van deze bevinding(en) op de hoogte te stellen. De Inspectie kan niets meer doen dan waarnemen dat de hand gelicht wordt met klachtver­slaglegging en het ministerie adviseren het beleid te verbeteren. Dit is ook een oogmerk van de SSF, Adoptiezaken. Meldingen zijn dus welkom.

Maar er zijn meer kleine mogelijkheden om het beleid te beïnvloeden:
Klagen via andere wegen, met de werking van ‘Melding’:                                                    
Bij klagen bij het Ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag, moet u de klacht zo stellen, dat "het ministerie verantwoordelijk is voor het toezicht over het naar wet en behoren handelen van de vergunninghouders".
Ook hier gelden de regels van de Awb, hoofdstuk 9, alsmede de Beginselen van behoorlijk bestuur.
Het ministerie zal, indien de klacht zwaarwegend genoeg is, de inspectie een onderzoek laten doen. De inspectie kan slechts onderzoek doen naar handelingen genoemd in Wobka artikel 25, lid 1. Dat houdt in dat onderzocht kan worden naar handelingen genoemd in Wobka 16 en 20 t/m 23 (stand 2009). Dat gaat achtereenvolgens over: de vergunnings-eisen, zoals zorgvuldige en doeltreffende uitvoering van diens werkzaamheden, die in Wobka 17a t/m 17e gespecificeerd zijn [16]; over: het bemiddelen [20], het inschrijven van de aspiranten [21 en 22], en over de administratie en informatie aan het ministerie [23]. De vergunninghouder geeft het ministerie informatie over uw case; bij de Centrale autoriteit kunt u uw dossier –rond een jaar na aankomst– opvragen om te controleren op juistheid {'t is soms ook klachtwaardig!}.
Vanwege bezuinigingen zal het niet vaak voorkomen. Maar ook dan is de klacht een melding, een signaal.
Het verstrekken van door u bevonden 'onbetrouwbare gegevens' kan reden zijn tot onderzoek, mits goed bewezen met bijlagen.
Ik verwijs naar de scriptie van C. Timmer “De aansprakelijkheid van een adoptiebemiddelaar” die per mail op te vragen is of elders te lezen op deze site.
U kunt het ministerie ook benaderen met gedetailleerde vragen (wat mag en wat niet) (citaten gebruiken).
De Nationale Ombudsman is bevoegd gedragingen van een overheidsorgaan te onderzoeken.
Dus moet de klacht -ook hier- zijn dat u het ministerie, immers verantwoordelijk voor het toezicht op legaal en betamelijk gedrag van een vergunninghouder, aansprakelijk stelt, onder vermelding van ‘KLACHT’. U moet om een oordeel vragen over de wijze waarop de minister toezicht heeft uitgeoefend op het handelen van de adoptiebemiddelaar. Daarom is ‘melden’ zo belangrijk, opdat het ministerie zich niet kan verschuilen achter het onbekend zijn van onbetamelijke gedragingen van vergunninghouders.
Klagen bij de Nationale Ombudsman kan jaren duren.


De termijn van één jaar om te mogen klagen, is rond "adoptie" vaak te kort. Om bijvoorbeeld te achterhalen wat met het adoptiekind aan de hand is, en na de tijd dat u opmerkzaam bent geworden op bijzonderheden, moeten verschillende, soms tijdrovende, onderzoeken gedaan worden en dossiers opgevraagd. Dan is de komst naar Nederland ver achter u. Ook het opstellen van een klacht kost tijd. Eén jaar is dan snel om.
Helaas is het zo dat klachten, behalve relatief kleine, regelmatig 'niet-ontvankelijk' worden verklaard, of worden gebagatelliseerd. Soms kan er een excuusje af, maar denk niet dat dit echte gevolgen heeft voor volgende adoptiefouders. Klagen kost veel energie. Wanneer het u niet gaat om een klein excuusje, dan kunt u beter denken aan melden (aan ministerie, inspectie en ons), opdat wat u heeft meegemaakt, en mogelijk anderen voor u, een signaal is om het beleid te verbeteren. Ondermeer de LAVA werkt voor de cliënt-adoptiefouder aan beleidsbeïnvloeding. 
Lid worden helpt het beleid te verbeteren.  (Zie link's onderaan)    
    SSF Afd.Adoptiezaken, Koenestr67'3958XEAmerongen    
Zie de Memorie van Toelichting bij artikel 9:8 Awb, Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25837, nr. 3, via bibliotheek of gemeentehuis verkrijgbaar of op internet. Dit is aan te bevelen.

Wetgeving is te vinden op www.wetten.nl