12.4.11

Kranten-artikel over adoptie-zorg

Adoptiekinderen en -ouders komen bij de reguliere hulpverleners {"jeugdzorg"} veel onkunde tegen. Tjebbe Strubbe pleit daarom voor meer bevoegdheden voor adoptieouders en voor meer steun voor een kenniscentrum.

Minister Donner van Justitie heeft [reeds jaren] geleden (2005) de Tweede Kamer in een brief laten weten dat hij nog dat jaar een wetsvoorstel zou indienen met betrekking tot interlandelijke adoptie. In zijn brief gaat hij helaas alleen in op punten die het belang van bepaalde ouders dienen, niet die van het kind.

Er wordt nauwelijks gesproken over adoptie-nazorg en over de wijze waarop adoptiegezinnen, ook tijdens de verdere ontwikkeling van het (adoptie)kind, ondersteund gaan worden met deskundige 'jeugdzorg'. Gebrek aan kwaliteit heeft veel impact op de ontwikkeling van adoptiekinderen. {Onderzoek voor betere (na)zorg is afgeketst omdat zorg aan geadopteerden gaat vallen onder Ministerie van VWS, en dus alles in de te brede ingang van on-gespecialiseerd Bureau Jeugdzorg verzandt. Later bleek uit onderzoek dat de reguliere jeugdzorg niet is toegesneden om gespecialiseerde kennis in te huren, en zo diagnostiek ontbreekt waar het nodig bleek. Dit bevestigde het advies van prof. Hoksbergen, 2000, om tot een gespecialiseerde 'deur' te komen voor de doelgroep pleeg- en adoptie-gezinnen: een op te richten IBAP. De kosten verhuizen met het kind mee uit BJZ naar deze deur. Door diagnostiek is er minder bureaucratie. Snellere diagnose leidt tot effectievere en kortere hulp. - 2007/2010, TjS}

Ook Nederland moet zich houden aan het Haags Adoptieverdrag en de kinderrechten; goede zorg bij na- en adoptiejeugdzorg is een onderdeel van die verdragen.

Toch ervaren veel adoptieouders de adoptie- (na- en) jeugdzorg als een doolhof. Zij klagen erover dat hun informatie over het adoptiekind niet serieus genomen wordt. Er zijn zelfs hulpverleners die de adoptieouders de schuld geven van een ’geconstateerde’ gedragsstoornis bij het kind. Puberale geadopteerden kunnen zonder proces of strafbaar feit gepleegd te hebben in een gesloten inrichting bij delinquente jongeren terechtkomen, zonder dat de ouders nog wat te zeggen hebben. En zonder behandeling. Of ernstig hechtingsgestoorde kinderen van wie de ouders aangeven dat zij niet langer meer thuis te handhaven zijn, krijgen een wachtlijst voorgeschoteld van vijftien maanden, zonder orthopedagogische hulp thuis om die te overbruggen.

Syndroom -
Wat is het geval? Reguliere jeugdhulpverleners hebben de expertise niet om een complexe hechtingsstoornis te onderkennen, dus zoeken ze de oorzaak buiten het kind. Immers, de meeste, gewone, problemen worden door ”het voorbeeld” van de ouders of de omgeving veroorzaakt!? Een hechtingsstoornis of Geen-Bodem-Syndroom (GBS) werd duidelijk beschreven door Geertje van Egmond. Een oudervereniging beschrijft het ongeveer zo: Bij zo’n kind ontbreekt het basisvertrouwen in de personen rondom hem. Dit vermogen tot het onderhouden van een duurzame en wederkerige relatie, ontbreekt bij GBS. Dit is voor een gewone hulpverlener moeilijk te onderkennen. [Daarom kan u wel eens verweer moeten voeren tegen een indicatiebesluit van Bureau jeugdzorg; hiervoor heeft u de volgende handleidingen nodig: zie de link's elders!!!]

Uit onderzoek van de therapeutische gezinsverpleging begin jaren negentig bleek dat bij 47 procent van de onderzochte adoptiekinderen iets werd gevonden, waar veelal correctief nog wat aan gedaan kon worden. Hoge cijfers dus.

Ook bleek dat adoptieouders schromen om naar de huidige jeugdzorg te gaan; immers, adoptiegezinnen worden regelmatig met grote ogen bekeken of ze het wel goed doen. De miskenning van dit probleem in de jeugdzorg is groot.

Nog een voorbeeld: Een jong adoptie-zoontje wordt al binnen een jaar na zijn aankomst in Nederland door de Raad voor de Kinderbescherming uit huis geplaatst, dat is zonder instemmingrecht voor de ouders; immers de 'gezinsvoogd' doet alsof zij de voogd is en alles mag bekonkelen. Gelukkig verhuist het gezin naar een ander ressort van de Raad voor de Kinderbescherming en BJZ. Daar onderkent een oudgediende het probleem en mag het zoontje gelukkig weer naar huis, met passende hulpverlening.

Genegeerd -
De wens van adoptieouder-verenigingen om voor geadopteerden 1 vindbaar specialistisch kenniscentrum op te richten, vloeide voort uit creatief wetenschappelijk denken. In zo’n centrum kunnen ouders zeker zijn van adoptie-deskundigheid, zonder wachtlijsten, zonder angst om als ouder gebagatelliseerd te worden. Het is bedroevend als belezen ouders genegeerd worden wanneer zij feiten aandragen die tot een goede diagnose kunnen leiden.

In de jeugdzorg is niet voor niets het begrip case-manager geproduceerd om zicht te houden op het verloop van aanmelding, indicatie en therapie. Nazorg dient dan ook binnen de deskundigheid van het voorgestelde kenniscentrum geplaatst te worden.

Zo’n adoptiekenniscentrum -ook geschikt voor pleegkinderen- kan geadopteerden volgen in de therapie. Deze gespecialiseerde hulp voor geadopteerden is geschikt voor zowel jonge kinderen als adolescenten. Het is meer dan een consultatiebureau.

Een adoptiewijkzuster is een goed idee. De voorstellen van adoptieprofessor Hoksbergen zijn dan ook toe te juichen. Van zijn hand stond op 7 april een artikel in deze krant waarin hij ook aan de financiering dacht. Het kenniscentrum zou ook open kunnen staan voor alle hechtingsgestoorde kinderen.

Ondeskundig -
Er verschijnen steeds meer berichten over de ondeskundigheid bij het Bureau Jeugdzorg. Onder anderen prof. dr. R. J. van der Gaag erkende in 2003 al dat er meer specifieke kennis, bij meer gekwalificeerden, dient te komen. {Fusies (op de grote hoop door de mangel) bleken niet altijd beter dan specialistische ingangen. -2007}

Het is voor zowel het gezin als de maatschappij prettiger en beter om vroeg deskundige ondersteuning te verkrijgen, dan dat de politiek het laat aankomen op incidentenpolitiek. Dit laatste leidt tot jeugdinrichtingen die duur uitpakken en vaak te weinig specifieke adoptiebehandel-mogelijkheden bieden. Het rapport van het VN-Comitee voor de Rechten van het Kind over de naleving van het kinderrechten-verdrag door Nederland uit 2004 onderschrijft de ongerustheid van de uitstel- en incidenten-dichtende politiek. Een structurele, preventief werkende oplossing is geboden.
__
De auteur is adoptievader en coördinator van de afdeling adoptiezaken van de Stichting Samenwerkingsverband Familierecht (SSF), een vrijwilligersorganisatie die zich ervoor inzet om de positie van het kind en ouders binnen het familierecht te verbeteren. - Gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad juni 2005 - {Maar nu nog steeds recent, gezien het boek De Jungle van de Jeugdzorg; 2010,
ISBN: 978 90 8850 091 6, subtitel: Een overlevingspakket voor ouders}